– en waarom de wereld door de ogen van mijn kinderen zoveel vrijer is-
Ik trap de bakfiets stilletjes vloekend door de windtunnel die de Laan heet. Over het stuur gebogen. Wind vol in het snaveltje. Haar door de miezer aan mijn wangen geplakt. Ik geef mezelf een pluim omdat ik de regenhuif gisteren van de bakfiets heb gehaald. Met die huif vangt het bakbeest zoveel wind dat het direct ook als zeilschip fungeert. Silver lining.
‘Wat zeg je, Mam?’. Quint. Ik slik de woorden ’takkeweer’ en ‘pokkewind’ in. ‘Heb je vanmiddag een speelafspraakje?’, puf ik.
‘I vsta jni’. Pokkewind.
‘WAT ZEG JE, lief!’ Quint draait zich om. ‘IK VERSTA JE NIET!’.
‘OK, IK VRAAG HET ZO WEL!’.
Bijna. Ik zie het zebrapad voor de school al. Een nieuwe windvlaag waait strengen haar voor mijn ogen. Ik veeg ze weg en vervloek de oh zo hippe curtain bangs. Allemaal de schuld van die wind. En dat grijze miezerweer.
‘WOEHOE! De wind waait door mijn haar!’ Max richt haar gezichtje naar boven en gooit haar armen in de lucht. ‘Bij jou ook, Quint?’. Ze stoot haar broer aan. Quint schudt zijn lange blonde lokken in de wing (‘Jongens kunnen ook lang haar hebben, mam!’ – helemaal mee eens!). ‘Mijn haar wappert!’
‘Onze haren wapperen in de wind! Woehoe!’. Quint’s blonde bos en Max’ rode krullen wapperen wild in de lentestorm. Blije gezichtjes naar de wind gedraaid. Armen in de lucht. En ik realiseer me dat waar ik de wind en miezer vervloek dit voor mijn kinderen een gevoel van pure vrijheid is.
Ik lach en stuur de bakfiets de stoep voor de school op. En help Quint en Max de bakfiets uit. Een kus, een knuffel en een ‘ik hou van je’/’meer van jou’. Lachend en met rode konen rennen ze hun school in.
Ik haal m’n fiets van de standaard, stap op en stuur de Laan weer in. Glimlachend voel ik de miezer op mijn gezicht en de wind in mijn haren. Mijn haar waait.