– en waarom je de klassieke genderrollen prima als een voorzichtige suggestie kunt zien –
Ik spray nog wat Zoflora (tip van Flip: briljant spul) op de kotspannenkoek op de muur naast Quint’s bed. En ga deze te lijf met de keukenrol. ‘Wát zeg je?’ Ik geef de dampen van Quint’s maagzuur de schuld. Hoe komt het dat de geur van braaksel me normaalgesproken doet kokhalzen, maar dit niet zo is als het van mijn eigen kind komt? Ik volg Lotte’s gedachtengang even niet. ‘Nou. Jij. Lekker in de zorg- en schoonmaakmodus. Volledig binnen de klassieke genderrollen. Zoals het patriarchaat het graag ziet. Aan het zorgen. Aan het poetsen. Net als zuster Ursula. Maar dan knap.’ Ik scheur een nieuwe berg vellen van de keukenrol en poets stug door. Ah, top, het zit ook tussen z’n lattenbodem. Winning, Chris. Winning.
Lotte en ik kennen elkaar van een cursus erfrecht. Ik als docent (samen met bevriende collega Peter), zij als cursist. Na de cursus schreef ze in haar evaluatie dat ze ‘met een glimlach op haar gezicht naar huis was gereden, omdat ze zo blij werd van de dynamiek tussen de docenten’. Tot op de dag van vandaag is dit nog steeds de meest bijzondere evaluatie die ik ooit heb gehad. En dus bedankte ik Lotte via LinkedIn voor haar mooie woorden. Dit was het begin van onze vriendschap. Een vriendschap die ons leerde dat we allebei een bewust alleenstaande moeder zijn van twee kinderen – die van mij in de basisschoolleeftijd, die van haar al bijna het huis uit. Ook bleken we een voorliefde te delen voor het de wereld rondslepen van onze kids met een ‘we zien wel hoe het gaat’-instelling. We vonden elkaar in een ‘niet volgens de klassieke genderrollen’ way of life. We zijn inmiddels 4 jaar door dik en dun verder. Ik denk niet dat we nog van elkaar af komen.
‘Yup. Kotspannenkoeken wegpoetsend. Op m’n knieën. Dit is exact hoe ik me mijn leven had voorgesteld.’ Ik hoor Lotte’s lach aan de andere kant van de lijn. Haar redelijk aanstekelijke lach. Lotte is iemand die met haar hele lichaam kan schaterlachen. En dus lach ik mee. En adem een frisse teug eau de maagzuur in. Door je mond ademen, Chris. ‘Oh, gadverdamme, Lot. Ik zet even een raam open. Wijd. Open.’ Ik hoor Lotte’s lach inmiddels uit haar tenen komen. En zie volledig de absurditeit van de situatie in. Deze stond niet in de gebruiksaanwijzing. Ook niet in de brochure. Dit zeg ik Lotte dan ook. ‘Ja, Chris. Wacht maar tot ze vol in de puberteit zitten. Ik heb meerdere malen overwogen elke ochtend maar gewoon preventief Vicks Vaporub onder m’n neus te smeren. Die lucht…’ Ik sluit mijn ogen en kreun. ‘Zeg dat nu niet.’ Weer die schaterlach. Als er iets is dat Lotte en ik kunnen is het in alle chaos lachen tot we buikpijn hebben. Ik gun iedereen een vriendin als Lotte. Feit.
Een half uur later loop ik met een vuilniszak vol vellen keukenrol en een lege fles Zoflora de trap af. Lotte is inmiddels op weg naar een zakelijke bespreking. Ik stort me nog even in mijn zuster Ursula-rol. Het contrast kan niet groter zijn. Quint ligt in mijn slaapkamer in bed. Drie afwasteilen naast zich (pro tip: afwasteiltjes van IKEA). De ervaring leert dat goed mikken niet Quint’s forte is. Note to self: in de kelder checken of er nog een vierde teil is en een dijkje aan badlakens om de teilen draperen. Zuster Ursula – maar dan knap – checkt of haar zoon rustig ligt te slapen. Check. Ik loop nog een verdieping naar beneden om de vuilniszak in de achtertuin te parkeren. Want die lucht. Gelukkig is het morgen vuilnisophaaldag (Scrabblewoord).
Magalie zit op de bank ‘Huisdiergeheimen’ te kijken op Netflix. Terwijl ze aan het tekenen is. ‘Heeft Quint weer gekotst?’ vraagt ze zonder op te kijken van haar tekening. Ik vraag me af of de film op de tv uitsluitend als white noise fungeert. ‘Nope. Hij slaapt.’ Magalie knikt. ‘Winst.’ Ik lach. Yup. Dat is winst. Ik loop naar de en-suite kasten om wierook te pakken. De eau de maagzuur blijft vrij hardnekkig in mijn neus hangen. Witte salie. Altijd een goed idee. Ik steek de wierookstokjes aan en loop naar de keuken om een glas water en een bakje cherrytomaten voor Magalie te pakken. En een kop gemberthee voor mezelf. De geur van de salie dwarrelt achter me aan. En wint het van de eau de barf. Beter.
Het is een paar uur later. Avond. Magalie is net naar boven vertrokken. Met natte haren van het douchen, haar tandenborstel zoemend in haar mond en haar lievelingsknuffel van het moment onder haar arm. Quint ligt al een uur te slapen. Met een rijtje teiltjes naast zich. Het ergste lijkt voorbij, maar regeren is in dit geval toch echt vooruitzien. Hij is bijna elf, maar ik vind het nog steeds maar niets als hij ziek is en zou het het liefst van hem overnemen. Ik gok dat dit in de begeleidende brief bij het welkomstpakket voor moeders wordt vermeld. Ik loop naar de keuken om de waterkoker aan te slingeren voor een kop gemberthee (in een zee van Quookers blijf ik heldhaftig vasthouden aan mijn waterkoker. Want die heeft lampjes die het water per bereikte temperatuur een andere (regenboog)kleur geven. Dus.). Mijn horloge trilt. Bas belt. Ik loop terug naar de woonkamer om mijn AirPods in mijn oren te ploppen en neem op. ‘Ola, party people.’ Bas lacht. ‘Melig van het de hele dag met teiltjes slepen?’ Het is mijn beurt om te lachen. Ik appte hem vanochtend dat het hier ‘code barf’ was. ‘Uh huh. De kotspannenkoek zat zelfs tussen de lattenbodem.’ Ik hoor Bas aan de andere kant van de lijn kokhalsgeluiden maken. ‘Ik zou willen dat ik dit verzon, Bas.’ Meer kokhalsgeluiden. ‘De eau de kots heb ik bijna het huis uit na een shit ton aan wierook.’ De geluiden aan de andere kant van de lijn beginnen verontrustende vormen aan te nemen. ‘Bas?’ Bas kucht. En kucht nog een keer. ‘Got the point, Chris. Moving on.’ Ik schenk heet water op de schijfjes gember in m’n in Hanoi gekochte Starbucksmok (de basis b in mij verzamelt die dingen). ‘De wasmachine draait overuren vandaag’, state ik the obvious. Het griepseizoen doet mij mijn wasmachine met 9 kg vulgewicht extra waarderen. Aan de andere kant van de lijn hoor ik een laatste restant van de kokhalsgeluiden. Ik besluit Bas wat ruimte om te ademen te geven en vraag hem naar zijn weekend weg met zijn liefde. Met Bas’ verslag over romantisch slenteren door de straten van het 16e arrondissement van Parijs ruim ik de keuken op en vul Scottie’s voerbak bij.
‘Oké, ik denk dat ik weer orde in de chaos heb. For the time being.’ Ik draai de keukendeur op slot en loop naar de hal. Scott ligt al in diepe slaap in zijn mand. Onze drie katten staan bedelend bij de ‘snackla’. Ik geef de miauwende cavia’s een handvol anti-haarbal snacks en loop de trap op naar mijn slaapkamer. ‘Hoe gaat Quint’, hoor ik Bas in mijn oren vragen. Ik loop om mijn bed heen naar de kant waar Quint op zijn zij ligt te slapen en voel aan zijn voorhoofd. ‘Volgens mij is de koorts wat gezakt.’ Mijn ervaring na bijna elf jaar winning it als moeder, is dat een ‘hand op voorhoofd’ check een goede indicator is. Ik trek het dekbed nog wat verder over Quint’s schouders. Koorts of niet, ik wil niet dat hij het koud krijgt. ‘Ik duim mee dat hij morgen kots- en koortsvrij is.’ Ik glimlach en weet dat Bas het meent. En duim dat ook de nacht kotsvrij is. ‘Same. Ik ga ook plat.’ Ik pak een schone pyjama uit een van de lades van de 4 meter kast in mijn slaapkamer en loop naar de badkamer om mijn gezicht vol met Koreaanse skincare te plempen. ‘Zijn altijd prutnachten als zo’n uk ziek is.’ Ik knik. Bas heeft gelijk. ‘Uh huh, vind het maar niets. Hij ligt bij mij in bed dus ik speel vannacht voor zuster Ursula.’ Ik hoor Bas’ lach aan de andere kant van de lijn.
‘Maar dan knap’, vult hij aan.
‘Maar dan knap’, echo ik terwijl ik mijn fris gewassen make-uploze en zichtbaar vermoeide gezicht in de badkamerspiegel zie. En bedenk me dat ook ‘zuster Ursula maar dan knap’ dagen heeft waarop de eau de barf de overhand heeft. Ik keur ‘m goed.