– en waarom wijsheden uit een oude liefde ook in het nu werken –
‘Tupanawat?’ Aimée kijkt me aan. Wollen muts over haar oren getrokken en handen in de zakken van haar zwarte donsjas. Mijn blonde poedel Scottie en haar bruine labrador James dartelen voor ons uit over het brede bospad. Het is maandagochtend. Vroeg. En het vriest.
‘Tupananchiskama.’, herhaal ik. Ongetwijfeld met een incorrecte uitspraak. Mijn adem blaast wolkjes. ‘Tupananchiskama komt blijkbaar uit het Quechua (*Quechua fungeerde als omgangstaal in het Inca-rijk en is de meest gesproken Indiaanse taal in onder andere Peru. ).’, vul ik aan. Scottie duwt zijn kop tegen me aan voor een aai over zijn blonde krullen. ‘Ik las gisteren dat het Quechua geen woord voor ‘dag’ kent. Als in ‘doei, toedels, de rozen’. Ze zeggen ’tupananchiskama’. Wat ‘until life makes us meet again’ betekent.’ Hasta que la vida nos vuelva a encontrar. Ik wijs op het houten paaltje dat de route door het bos aangeeft. Laten we deze ronde niet verdwalen. Al is het alleen al omdat ik zo een call heb. Not all those who wander are lost, Chris. ‘Ik vind het wel een mooie gedachte eigenlijk. Past ook wel heel goed binnen hoe door de Inca’s naar leven en dood werd gekeken.’ Aimée knikt. In gedachten. Aimée en ik hebben er het afgelopen jaar een gewoonte van gemaakt om samen onze honden uit te laten. Mijn poedel en haar labrador vermaken zich samen. En wij praten. Onze ‘rondjes met de hondjes’ zijn een grote chaotische ‘WVTTK’ (*wat verder ter tafel komt). Waar we het ene rondje dubbelgeklapt van het lachen over een parkbank hangen, hebben we het het volgende rondje over de serieuzere kant van het leven. Zoals nu. Ik gun iedereen vrienden waarmee allebei kan.
‘Ik vind het ook wel een mooie.’, beaamt Aimée. Scottie en James hebben ieder het uiteinde van een stok te pakken. Wild kwispelend. Het is mijn beurt om te knikken. Tupananchiskama is een geruststellende gedachte die eer doet aan de onvoorspelbaarheid en grilligheid van het leven en ook hoop geeft voor al het moois dat het leven kan bieden. Niet alleen in het licht, maar ook (misschien wel juist) wanneer het donker is. Only when it is dark enough can you see the stars – Martin Luther King, Jr.. Tupananchiskama ademt een nieuwsgierigheid naar wat het leven in petto heeft in plaats van de negatieve bijsmaak die het credo ‘het leven overkomt me’ met zich mee lijkt te dragen. Ik ben de eerste om te beamen dat het leven je inderdaad tot op zekere hoogte overkomt, maar ik geloof wel dat ‘het overkomt me’ in veel gevallen omarmd kan worden met een lichtere blik waarin verrassingen ook als kansen kunnen worden gezien. Het leven is gewoon te kort en kostbaar. En ik ben te dankbaar voor alle mooie herinneringen die ik de afgelopen bijna 42 jaar al heb mogen maken. Dat.
Een paar uur later parkeer ik de Urban Arrow (of bakbicyclette) tegenover school. Ik kijk op mijn horloge. Twee minuten speling. Voor iemand die van te laat komen een way of life heeft gemaakt verdien ik een gouden sticker. ‘Hoe ga jij?’ Ik kijk opzij. Lisette staat naast me. Mede bewust alleenstaande moeder van twee kids. En mede chef zwarte humor. Ik haal m’n AirPods uit mijn oren. Note to self: die dingen zijn blijkbaar zo goed in noise cancelling dat ik haar niet aan hoorde komen. ‘Ik heb het koud.’ Lisette snuift. ‘Past bij je hart.’ Ik lach. Ik had ‘m zelf kunnen maken. Ik haal mijn telefoon uit mijn zak en laat haar het artikel over Tupananchiskama zien. ‘Kende jij het verhaal achter het woord Tupananchiskama al?’ Ze kijkt naar het scherm. ‘Hmmm. Nee.’ Ik stop de telefoon weer in mijn zak. ‘In het Quechua…’ Lisette knikt in teken dat ze weet dat ik het over de taal heb en niet over de lijn van Decathlon. ‘…is er geen woord voor ‘adios’. In plaats daarvan zeggen ze ‘Tupananchiskama’. En dat betekent ‘until life makes us meet again’.’ Lisette kijkt me aan. ‘Huh. Dat is heel mooi.’ Ik lach. ‘I know.’ Die Inca’s wisten waar ze het over hadden. Ik voel een vinger op mijn rug tikken en draai me om. Quint. Met zijn kratfiets. In full on prepuber modus. ‘Ik heb geen zin om hier te staan.’ Ik hoor Lisette naast me een lach inslikken. Haar zoon zit bij Quint in de klas en ze kent het issue. De uitdaging. De kunst van het omdenken. Al heb ik na het horen van haar verhalen het idee dat ik – knock on wood en famous last words – aan de iets relaxtere kant van het prepuberspectrum ben beland. Ik kijk haar aan en schud lachend mijn hoofd. In m’n ooghoek zie ik een wapperende bos rood haar. Magalie komt achter Lisette’s dochter aan richting bakfiets hollen. En dat is twee. Ik slinger de batterij van de bakfiets aan. Quint is al onderweg richting eind van de straat. Naast je moeder fietsen is zo 2024. ‘Snel een keer eten om je nieuwe baan te vieren?’, roep ik over mijn schouder. Lisette’s ‘we appen!’ fladdert achter me aan.
Vier uur later. De klok op mijn laptop vertelt me dat het zes uur is. Ik sla het advies waar ik aan zat te werken op (voor een executeur die op de huid wordt gezeten door drie erfgenamen – erfrecht blijft toch zeg maar echt mijn ding) en loop naar de keuken om de oven voor te verwarmen voor de voor vanavond op het menu staande taco’s. Quint zit in de hal op de trap met een dik boek op schoot. ‘De Inca’s’ staat er op de cover. Boven een foto van Macchu Picchu. Het is een oud boek – de pagina’s zijn wat vergeeld. Hij heeft het duidelijk uit de boekenkast naast mijn slaapkamer geplukt.
Klein zijspoor. Vroeger – heel vroeger – wilde ik archeologie studeren. Met een grote interesse in de culturen van de Inca’s, Azteken en Maya’s. Alle lichten stonden op groen om na mijn eindexamen gymnasium door te stromen naar de studie Archeologie in Leiden. Maar het leven gooide een curve ball, want dat doet het leven wel vaker, en husselde de kaarten zo dat mijn moeder vlak voor mijn eindexamen gediagnosticeerd werd met borstkanker. De chemokuur was succesvol, maar zorgde wel voor reflectie. Want – in een tijd waarin mobiele telefoons net een beetje voor het grote publiek toegankelijk werden en mobiel netwerk nog heel erg in ontwikkeling was – leek aan de andere kant van de wereld (middenin het Amazoneregenwoud) op opgraving zitten een minder verstandig pad dan een studie die me in Nederland en dus vlakbij Utrecht hield. En dus koos ik heel cliché voor Rechtsgeleerdheid. Wel in Leiden. En bleek dat ik ook in die studie mijn hart kwijt kon. Maar de liefde voor de Archeologie – en de bijbehorende collectie boeken – bleef. Dat mijn specialisme nu erfrecht is, terwijl ik afstudeerde in ondernemingsrecht, is een curve ball die ik gezien mijn voorliefde voor alles dat oud is volledig begrijp. En later, als ik groot ben, duik ik misschien alsnog de schoolbanken in om naast meester in de rechten ook ‘meester’ in de archeologie te worden. Of misschien ontwikkelt een van mijn kinderen dezelfde voorliefde. Ook voor mijn liefde voor de archeologie geldt Tupananchiskama. See what I did there?
Terug naar mijn hal. En de trap. ‘Lekker aan het lezen, lief?’ Quint kijkt op. ‘Ik zoek dat woord waar je vanochtend over vertelde.’ Met een vinger bewegend over de bladzijde leest hij aandachtig de inhoudsopgave door. Zijn vinger stopt abrupt onderaan de pagina. Een snelle doorbladersessie levert een: ‘Gevonden. De Quechua taal.’ op. Vanochtend in de keuken – terwijl ik hun brood met grillworst belegde – vertelde ik Quint en Magalie over het artikel dat ik de avond ervoor las. Quint zat vol vragen, maar moest naar school. Ik had kunnen weten dat hij alsnog op zoek zou gaan naar antwoorden. ‘Heb je het gevonden?’ Magalie, vanuit de woonkamer. Blijkbaar was Quint niet de enige met vragen. Note to self: gesprekje met Magalie over haar recente voorliefde voor delegeren – al lijkt Quint het in dit geval prima te vinden. ‘Nog niet.’, roept Quint terug. Afwezig. Duidelijk met zijn aandacht vol bij het stuk tekst dat hij aan het lezen is. Ik pak mijn iPad en typ ‘Tupananchiskama’ als zoekterm in. Het levert me een golf aan hits op. ‘Hier, lief. Hier heb je denk ik meer aan.’ Dankbaar legt Quint het boek opzij en pakt de iPad aan. Na twee minuten scrollen staat hij op en loopt naar de woonkamer. ‘Max. Ik heb het.’ Max. Is vandaag een dag waarop ze Max in plaats van Magalie accepteert? ‘Ik. Heet. Magalie.’ Vandaag is niet een dag waarop ze Max in plaats van Magalie accepteert. Ik loop naar de keuken, besluit dat ik mijn battles vandaag pick en dat deze voor Quint is.
Een uur later ruimen Quint en Magalie kletsend over hun kitten Pablo de afwasmachine in. Buikjes vol met taco’s en slagroomijs toe. Magalie zet het bord in haar hand abrupt terug op het aanrecht en holt naar de hal. ‘Ik moet kakken!’, kondigt ze aan. Quint rolt met zijn ogen. ‘Jij moet altijd kakken als we de afwasmachine doen.’ Hij pakt het bord van het aanrecht en zet het in het onderste rek. ‘Ja, hallo, ik kan er toch ook niets aan doen dat dit mijn kaktijd is.’, hoor ik vanuit de hal. Note to self: gesprekje met Magalie over de wc-deur en dat deze ook dicht kan. ‘Klaar. Mag ik zo nog even gamen?’ Quint duwt de klep van de afwasmachine dicht. Ik knik. Magalie springt de keuken in. ‘Klaar!’ Dank voor deze informatie. Quint rolt weer met zijn ogen en loopt de hal in. ‘Mooi. Nu kan ik naar de wc.’ Magalie haalt haar schouders op. ‘Gadverdamme, Magalie. Doortrekken!’ Ik lach. Negen van de tien keer trekt ook hij niet door. Dramatisch zuchtend stampt Magalie richting wc. ‘Oké oké oké.’ Quint staat met zijn handen in zijn zij en op de grond tikkende voet (gouden sticker voor extra dramagevoel – die musicallessen werpen duidelijk hun vruchten af) naast de toiletpot. ‘Oké poep, Tupananchiskama.’ Ik slik een lach in. En faal jammerlijk. Proestend leun ik tegen de wc-deur. ‘Magalie! Dit is dus geen tupananchiskama! Dit is gewoon adios. Die drol hoef ik echt niet terug te zien.’ Magalie schatert het uit en spuit Zoflora in de pot. De geur van ‘fresh linen’ komt me tegemoet. ‘Soms is het gewoon adios!’, onderstreept Quint zijn statement – naar voren buigend en handen nog steeds stevig in zijn zij. Ik sluit me aan bij Magalie’s schaterlach.
Quint heeft gelijk. Want, ja, soms is het gewoon Adios. Maar gelukkig is het veel vaker Tupananchiskama.