– en waarom ’tussen je oren’ volkomen valide is –
Aimée kijkt me aan. Haar bruine labrador James en mijn blonde poedel Scottie rennen kwispelend voor ons uit. Ik voel de winterzon op mijn koude wangen. ‘Ik heb nu een sessie of tien achter de rug. Het heeft mij wel geholpen. En ja, je hebt gelijk – het is inderdaad een soort van yoga voor je hoofd.’ Aimée trekt James aan zijn (volledig in Utrecht-Oost stijl bewerkte leren) halsband bij een aangeknaagd stuk brood weg. Ik knik in reactie op haar opmerking. En realiseer me weer hoe dankbaar ik ben voor mijn ‘golden circle’ aan vrienden. Ook nu. Of juist nu. Want een bezoek aan een psycholoog (in mijn geval over een uur) is dus niet iets om stil te houden, maar ‘gewoon’ een natuurlijk onderdeel van gesprekken. En dat maakt het wel verrekte gemakkelijk en relaxed. ‘We zijn veertigers. We gaan toch allemaal naar de psych.’, vult Aimée droog aan. ‘Komt door die voorwaardelijke manier van opvoeden uit de generatie van onze ouders. Hebben we allemaal een tik door gekregen. Letterlijk.’ Ik lach. Ze heeft gelijk. Het gros van mijn vrienden gaat regelmatig naar een psycholoog of heeft dit recent gedaan. Ik ben in goed gezelschap. Sterker nog, mijn psychologe werd me aangeraden door vriendinnetje Saar. Naast een liefde voor dansfeestjes delen we nu ook een ‘psych’. En praten er net zo gemakkelijk over.
Ik ben opgegroeid met de instelling en de overtuiging dat ’tussen je oren’ aanstelleritis is. “Hup, schouders eronder, stel je niet aan”. “Overspannen komt in ons woordenboek niet voor”. Dat. Ik merk nu – de 42 bijna aantikkend – dat die instelling mij op z’n zachtst gezegd niet altijd geholpen heeft en dus wil ik mijn kinderen een andere insteek meegeven. Een ruimere en minder oordelende kijk. Omdat ik geloof dat het mentale net zo belangrijk is als het fysieke. En daarmee dus ook de mentale gezondheid. Ik ben van nature (of is het toch die nurture?) vrij hard voor mezelf. Ik zie dat mijn kinderen hetzelfde in zich hebben. En realiseer me dat ik deze niet op de donor af kan schuiven. Misschien juist daarom vind ik het des te belangrijker dat ik ze meegeef dat aandacht voor de mentale veerkracht en selfcare niet het stempel ‘aanstelleritis’ verdient, maar net zo valide is als een bezoek aan de fysiotherapeut bij rugklachten. Zeker omdat het mentale en fysieke naar mijn ervaring hand in hand gaan. Als mijn lichaam moe is, roept mijn hoofd ‘ho, stop, pauze’. Als mijn hoofd moe of vol is, krijg ik last van mijn schouders en nek. Bij mijn kinderen merk ik hetzelfde. Dus loop ik hard en doe ik wekelijks aan krachttraining (en hockeyt Magalie en loopt Quint hard) voor het fysieke. En heb ik afspraken met mijn psychologe of coach in mijn agenda staan wanneer ik dit voor het mentale nodig vind. Het adagium Mens sana in corpore sano werkt naar mijn mening twee kanten op. Communicerende vaten. Dat.
En vanuit die overtuiging ben ik de afgelopen jaren het bewust omgaan met mentale gezondheid als iets kwetsbaars, maar daardoor juist als iets heel sterks gaan zien. Heel anders dan de instelling die ik vanuit mijn jeugd heb meegekregen. Ik train mijn lichaam, dus waarom mijn hoofd niet? Er schuilt kracht in het actief willen doorbreken van patronen uit de jeugd en zeggen dat je jouw eigen kinderen een ander voorbeeld wilt geven dan je zelf gehad hebt. Er schuilt kracht in het in de spiegel kijken en zeggen ‘ik ben heel gelukkig, maar nog gelukkiger als ik daar en daarmee aan de slag ga’. Er schuilt kracht in het parkeren van trots en het niet blijven hangen in ‘ik ben goed zoals ik ben – iedereen moet me maar accepteren’. En daar open over zijn. Het willen doorbreken van patronen die je beperken is geen zwaktebod. Heel eerlijk – het vanuit zelfreflectie actief aan de slag gaan met het mentale vind ik zelfs een heel aantrekkelijke eigenschap. En een mooi voorbeeld voor mijn kinderen. Zodat ze weten dat ze zich hiervoor niet hoeven schamen, het niet taboe is, en dat ze niet alleen voor een pleister voor een wondje op een vinger, maar ook voor een ‘pleister’ voor het hoofd bij me terecht kunnen.
Dus toen Quint een aantal maanden geleden op een maandagochtend met buikpijn uit zijn bed kwam en zelf aangaf dat zijn hoofd wat vol was, heb ik hem ziek gemeld. Een mental health day so to speak. Hij kwam net uit een intensief traject voor zijn oor. Dat het allemaal wat veel was, vond ik niet zo gek. En geen reden om dit af te schuiven als aanstelleritis. Alleen al de MRI van zijn hoofd is niet per se iets om een hobby van te maken. Dus gaf ik hem geen paracetamol, maar nam ik hem mee voor een paar uur wandelen in het bos. Scottie kwispelend om ons heen. Quint kletste alles rondom zijn oor van zich af. Dat we een hertje zagen was een extra cadeautje. De executive beslissing om het bos boven de paracetamol in te zetten was een gok (want heel eerlijk, ik doe ook maar wat), maar binnen een half uur voelde Quint’s hoofd en buik beter. En ik had onverwacht een dag een-op-een tijd met mijn oudste. Quint’s mental health day deed ons allebei goed. Pure winst.
Terug naar bakfietsmoeders uit Utrecht-Oost die wandelen met hun honden. Het is een paar uur later. Aimée en ik hebben onze blaffende viervoeters meegenomen voor een avondrondje door het park. ‘En? Hoe messed up ben je?’ Ik lach om Aimée’s directheid. Ze doelt op mijn afspraak van vanochtend. Met de psychologe. ‘Nou, ze liet me een 600 pagina’s dik boek zien. En zei dat ze denkt dat die therapievorm me gaat helpen om mezelf minder weg te cijferen en meer effectief grenzen te stellen.’ Aimée begint te lachen. ‘Ik heb de eerste twee hoofdstukken als huiswerk meegekregen. Blijkbaar zitten er ook werkbladen bij.’ Ik leid Scottie om een plas heen. Want – witte hond. En hij ziet er op een ‘good day’ al uit alsof de ratten eraan geknaagd hebben. Bruine poten door een plas zijn het laatste dat hij – en ik – vanavond nodig heeft. ‘Dus ja – dit wordt wel een trajectje. Blijkbaar heb ik Ashtanga Yoga* voor mijn hoofd nodig.’ (*Ashtanga yoga is supposedly de meest intensieve vorm van yoga.) Aimée staat dubbelgeklapt van het lachen naast me. ‘Ik…’ Proest. ‘…heb er al tien…’ Schaterlach. ‘…sessies opzitten.’ Meer geproest. ‘We zijn allebei vertieft.’ Inmiddels sta ik in dezelfde houding naast d’r. Ook dubbelgeklapt. Proestend van het lachen en met tranen over mijn wangen. Buikpijn van het lachen. Wetende dat we verre van ‘vertieft’ zijn. Maar ook wetende dat we allebei humor als gezonde coping gebruiken. En een zwart gevoel voor humor als nog gezondere coping. Bruine kanonskogel James kiest precies dit moment om een model teckel in het vizier te hebben en zet zich schrap voor de aanval. Om twee tellen later blaffend en springend zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Nog naproestend weet Aimée hem terug te trekken en vast te houden. ‘Hij doet niets. Hij is onzeker en wil gewoon dat alle hondjes hem aardig vinden.’, stelt ze het baasje van de teckel gerust. Ik stoot Aimée met mijn schouder aan. ‘James heeft ook yoga voor zijn hoofd nodig.’ Aimée’s naproesten gaat over in een nieuw lachsalvo. Ze aait James over zijn hoofd. ‘Dat is niets om je voor te schamen, James.’ Ik proest een lach weg. ‘Ja, James, dat vinden wij in Utrecht-Oost heel normaal.’ Aimée klapt weer dubbel van het lachen. Ik zit op mijn hurken naast haar. Schaterlachend. Scottie en James kwispelend naast ons.
Levenslessen van een veertiger. Yoga voor je hoofd bij de psycholoog is één manier. In de vrieskou van januari en onder een volle maan dubbelgeklapt van het lachen tegen een parkbankje aan staan is net zo goed yoga voor je hoofd. Al voel ik inmiddels mijn buikspieren ook wel.