– en waarom ‘know your worth’ een way of life is –
Ik verslik me in een slok gemberthee. ‘Saar!’ Aan de andere kant van de lijn hoor ik Saar’s schaterlach.
Rewind. Naar het dure poesje.
Mijn kinderen en ik wonen in een self-proclaimed dierentuin. Onze hond Scottie, kater Youp en poes Coco. Een poedel en twee Maine Coons. Onze kater familias Frits overleed een paar maanden geleden. Hij tikte bijna de 18 jaar aan. En nu is er sinds twee weken ook katertje Pablo*. Een rode Brits Korthaar. Zijn zusje Guusje trok twee weken geleden ook bij ons in, maar werd ineens zo ernstig ziek dat ze overleed. Dit zorgde voor een golf verdriet bij Quint en Magalie. En een bijzondere band met de eigenaresse van de Brits Korthaar cattery waar Pablo en Guusje opgroeiden. Toen bleek dat het dodelijke kattenvirus FIP Guusje in z’n greep had gekregen, zorgde zij de laatste dagen voor Guusje. In de hoop dat er nog een klein wonder zou gebeuren. Hoop deed in dit geval helaas niet leven.
Naast verdriet zorgde het overlijden van Guusje ook voor een upgrade van Pablo naar ‘de baby’ of – zoals vriendinnetje Emma de rode kanonskogel noemt – ‘het jongste kind’. Wat Pablo wilt krijgt hij. Het rolgordijn bij de voordeur? Dat is nu van Pablo. Want hij vindt het zo leuk om erin te springen en eraan te slingeren. Een kruiptunnel voor als hij zijn dolle uurtje heeft? Tuurlijk, Pablo. Welke kleur wil je? Probiotica voor extra weerstand? U vraagt, wij draaien. Slaap je liever op bed? Ja, joh. Parkeer je raskattenbilletjes maar op de topper. Dat ligt zachter.
(* Voor de lezer: ja, Magalie heeft haar katertje vernoemd naar een veroordeelde drugsbaron. Maar what’s in a name? Gezien zijn destructieve (en hilarische) inborst – vrij veel.)
Maar, zoals het ook bij mensenkinderen werkt, zijn er grenzen. Want, zoals overbuurvrouw Monique (kinderpsychologe en opvoedvraagbaak) zegt: ‘grenzen zijn veilig en helpen het kind zich te vormen tot een goed functionerende volwassene’. Zij heeft ervoor geleerd. Dus trek ik de grens bij onze bank. Al blijft Pablo proberen of dit een goed alternatief is voor de krabpaal. Quod non, Pablo. Quod uitdrukkelijk non.
Forward naar aan de telefoon met Saar – voor een vroege after school run voordat we de werklaptop openklappen check-in. Met mijn telefoon in één hand en een kop gemberthee in de andere doet Pablo wederom een poging om de donkergroen fluwelen modulaire zithoek aan te vallen. En is mijn reactie ‘Nee, Pablo. Dat is een hele dure bank.’. Saar’s ‘Maar Pablo denkt ‘ik ben ook een heel duur poesje” volgt direct. En zorgt voor een guts thee in het verkeerde keelgat. Dat. Saar heeft overigens geen ongelijk. Raskatten zijn behoorlijk aan de prijs.
Het is een paar uur later. Quint en Magalie struikelen de keuken in. Schoolrugzakken worden voor de afwasmachine gekiept. Jassen op de grond in de gang. En schoenen voor de deur naar de woonkamer. Hoe het mogelijk is dat ik niet gemiddeld drie keer per week mijn beschermengelen aan moet spreken om te voorkomen dat ik gestrekt door de hal ga is hèt mysterie van Utrecht-Oost. De kinderen beelinen (Scrabblewoord) direct naar ‘m’n jongste kind’ die na z’n wangedrag van de ochtend (het rolgordijn heb ik inmiddels opgegeven – IKEA is geduldig) languit op de krabpaal ligt. Mijn ‘ruimen jullie je rugzakken zo even op?’ wordt volledig genegeerd. Quint kijkt – Pablo’s ruggetje aaiend – over zijn schouder naar de bank. ‘Hij heeft ‘m heel gelaten’. Ik hoor lichte verbazing in zijn stem. Don’t jinx it, kiddo. De dag is nog niet om. De kleine terrorist ligt spinnend op z’n zij. Op te laden voor de volgende ronde. Die, de repeat offender inmiddels een beetje kennende, rond een uur of negen ’s avonds begint. Zodra Quint en Magalie in bed liggen. En ik met een film en een breiwerk (echt niet alleen voor oma’s – breien is dus echt heel hip) op de bank zit. Blijkbaar kun je toch niet altijd zes gooien.
Pablo gooit die avond overigens wel zes. Want m’n terrorkitten tref ik de volgende ochtend gapend op Quint’s bed aan. Opgerold tegen Quint’s benen. Spinnend schrokt hij vervolgens Edgar & Cooper’s natvoer voor kittens naar binnen. Want dat natvoer vindt hij blijkbaar echt het lekkerst. Het geeft hem energie voor een volgende ronde ‘kan ik vandaag hoger in het rolgordijn springen dan gisteren’. Glimlachend kijk ik het vanachter mijn laptop aan. En bedenk me dat ik toch echt grenzen moet stellen. Note to self: plantenspuit. Maar nu nog niet. Want hij is zo lekker aan het spelen. Gaat lekker, Chris.
Die avond zit ik naast Bas aan de wijnbar van Hemel & Aarde. Bas kent zijn wijnen en dus heb ik geleerd mijn feministische inborst volledig te laten varen zodra we samen aan de wijn zitten. Of zoals Bas zegt ‘niet miepen, Chris, gewoon slikken’. Niet dat ik zelf geen wijnfan ben en weet wat ik graag drink, maar de ervaring heeft geleerd dat Bas me me nog nooit een glas wijn heeft voorgezet dat ik niet met smaak achterover heb getikt. Vandaag is dit niet anders. Ik kijk naar de dieprode kleur van de wijn in het glas voor me. Mooi vol. De wijn èn het glas. ‘Ze zei wat?’ Bas kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Dat Pablo denkt ‘ik ben ook een heel duur poesje’.’ Bas zet zijn glas wijn neer en gooit zijn hoofd in zijn nek door het lachen. ‘Je lult’, proest hij uit. Ik schud mijn hoofd. ‘Nope.’ Dit levert een volgend lachsalvo op. ‘Ze heeft wel gelijk. Hij was niet goedkoop.’ Bas veegt de tranen (van het lachen) uit zijn ogen en neemt een slok wijn. En leidt het gesprek naar het contact met een head hunter die me had benaderd voor een positie als erfrechtadvocaat bij een kantoor in de Randstad. Was ik op zoek? Nee. Ging ik wel in gesprek? Ja, want het leek me oprecht een leuke stap. Qua salaris bleken we uiteindelijk te ver uit elkaar te liggen. En dus koos ik ervoor om niet door te gaan met de onderhandelingen. Overigens met lichte push van Bas (en Emma’s ‘je hebt verdorie Grotius gedaan’) die me op het hart drukte dat een aanzienlijk hoger salaris en binnen een jaar een plek in de maatschap qua voorstel veel redelijker was. Waar ik vroeger blij was geweest met elk aanbod heb ik gaandeweg geleerd te zien wat mijn waarde is. Het ingebakken imposter syndrome in me (dit lijkt overigens iets dat mijn generatie vrouwen bij hun universitaire titel heeft gekregen – het gros van mijn vriendinnen dealt hier ook mee) roept nog steeds wel eens ‘je bent echt niet meer waard dan dat’, maar tegenwoordig kies ik ervoor dit meer en meer te negeren. En naar de feiten en cijfers te kijken. En dus met m’n ‘golden circle’ te klankborden. Wanneer ik die waarde even vergeet. Het duurt in de regel niet lang voordat ik het me weer herinner.
‘Trots op je, Chris.’ Bas tikt mijn glas aan. ‘Know your worth, lieverd.’ Ik knik en tik terug. ‘Op knowing your worth.’ Bas knipoogt in agreement. Ik neem een slok van het dieprode elixer. ‘Hmm. Lekker deze.’ Bas lacht. ‘Dat mag ook wel. Het is een Opus One uit ’21’. Ik ken m’n wijnen goed genoeg om het uit te proesten. ‘En als je het maar uit je hoofd laat om te vragen of ik een Tikkie stuur.’ Ik schud proestend mijn hoofd. Ik ken Bas lang genoeg om te weten dat ik dat inderdaad beter uit mijn hoofd kan laten. ‘Goede wijn?’ Ik knik en zet mijn glas neer. Hele goede wijn. ‘Het leven is te kort om slechte wijnen te drinken, Chris.’ Ik proef de serieuze ondertoon. Hij doelt niet alleen op wijn. Bas schuift de schaal oesters naar me toe. Ik tik Bas’ schouder met de mijne aan. Lachend. ‘I know. Maar ik ben dan ook een heel duur p…….’ Ik krijg de rest van de zin niet uit mijn mond. Doordat Bas een oester in mijn mond duwt. ‘Zo. Slikken. En heel hard nadenken over wat je wilde zeggen. Meester.’ Wederom proestend van het lachen kauw ik op de oester. En neem nog een slok van de Opus One. Bas zit hoofdschuddend naast me. ‘Op dure poesjes, Bas. Die hun worth knowen.’ Bas richt zijn ogen ten hemel. Zuchtend. De volgende oester zie ik niet aankomen. ‘Als ik je vanavond nog één keer over poesjes hoor, Chris..’ Schaterlachend gebaart Bas om een verse laag rood goud in onze glazen. Ik slik het laatste restje oester door en bedenk me dat knowing your worth net zo goed zit in met wie je je omringt. ‘Ik zou net zo graag naast je zitten als je me nu wijn uit een pak in een plastic glas zou voorschotelen, Bas.’ Bas knijpt in mijn arm. ‘I know, Chris.’ Serieuzer. Hij schuift me het nu weer volle glas wijn toe. ‘Drinken, Chris.’ Ik salueer knipogend en neem een slok. ‘Toch net iets lekkerder dan wijn uit een pak.’ Weer richt Bas zijn ogen ten hemel. Zijn ‘waarom’ en ‘alles dat heilig is, help me’ zijn silent. Hij draait zijn hoofd naar me toe. ‘Ja, Chris. Jij krijgt van mij geen wijn uit een pak.’ Ik knik. En kijk hem vanuit mijn ooghoek aan. ‘Gelukkig maar, want ik ben een heel duur poesje.’ De oester stop ik zelf maar alvast in mijn mond.