-en waarom er zonder chaos toch niets aan is –
Ik kijk in de achteruitkijkspiegel. Magalie houdt zich op de achterbank van de gehuurde jeep vast aan zowel de hoofdsteun als de handgreep boven haar. ‘Serieus, mam! Waarom?’, zet ze haar verbale aanval voort. Ik schud lachend mijn hoofd. Zo erg is het nu ook weer niet. Toch? En kijk weer naar de duinen voor me. We rijden – hobbelend in het kwadraat – door de Sharqiya Sands woestijn in Oman. Het is de herfstvakantie van 2024. En Oman leek ons een goed idee. Zoals we wel vaker iets een goed idee vinden. Of ik vind iets een goed idee en de kids zijn vervolgens volledig on board. Dat.
‘Kijk, mam, een kameel.’ Ik kijk opzij in de richting waar Quint naartoe wijst. Zonder zich vast te houden aan handgrepen of deuren, merk ik op. Quint heeft gelijk. Een kameel. In de verte. Wat op zich winst is. Want de vorige kameel stond voor ons. Op de weg. Herkauwend. In alle rust. Die had ik nog niet op mijn bingokaart. ‘Een Anne-Fleur mama had nu gewoon in een 5-sterrenhotel in Zuid-Frankrijk gezeten. Aan het strand. DIT IS GEEN GOED IDEE, MAMA!’ Ik draai mijn hoofd om en kijk Magalie aan. En bedenk me dat we nu ook in het zand zitten. ‘LET OP DE WEG, MAMA!’ Haar blauwe ogen spuwen in good Magalie fashion vuur en ze grijpt zich nog steviger vast aan de handgreep boven het portier. Onze kleine roodharige vulkaan. Ik lach en kijk weer voor me. Zand. Overal zand en bergen. En kamelen. Zowel vrij grazend als in kooien. We passeren een drietal primitieve hutten. Een in burka gehulde vrouw spoort haar – zo gok ik – rondrennende kleinkinderen aan om naar binnen te gaan. Het is twee uur ‘s middags. En de zon brandt.
‘Kijk jij even op die Osmand app, Quint?’ Quint pakt mijn telefoon en opent de app. ‘Volgens mij gaan we nog steeds oké.’ We rijden nu ongeveer een uur door de woestijn. Op weg naar het tentenkamp waar we vannacht overnachten. Mijn aan Pipi Langkous ontleende ‘ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’ inborst deed me de door het tentenkamp aangeboden guide of transfer service afwijzen. Wat research op Google leerde me dat er blijkbaar vijf bandensporen de woestijn ingaan. Ik hoefde – zo wees mijn research uit – ‘alleen maar te weten welk bandenspoor’. Dat klonk eenvoudig genoeg. En ik moest niet vergeten om de banden van de gehuurde Mitsubishi jeep deels leeg te laten lopen. Iets met meer grip op het zand. Hoe moeilijk kon het zijn? Dat leeglopen van die banden deed ik bij het tankstation vlak voor de woestijn begon (en probeerde het waarschuwingslampje met ‘lage bandenspanning’ niet al te erg op mijn zenuwen te laten werken). Het tankstation waar de pompbediende me vervolgens met het tentenkamp liet bellen. Voor de zekerheid. Waardoor ik als extra praktische informatie meekreeg dat Google Maps niet werkt in de woestijn (maar Osmand dus blijkbaar wel) en ik de ‘zwarte telefoonkabels’ aan moest houden. En ik moest niet – ik citeer – vergeten ‘zodra ik tegen de bouwplaats bij het grote duin aanreed linksaf te slaan’. Over said duin heen. Er zou een verweerd bordje met de naam van het tentenkamp moeten staan. What could possibly go wrong?
‘Mam, ik denk dat dit dat duin is.’ Quint wijst op wat betonnen blokken die in de verte opdoemen. Over een paar jaar is het hier gevuld met resorts voor toeristen. Ik jakker door richting de bouwplaats en spot inderdaad een door de zon vervaagd metalen bord met de naam van het tentenkamp erop. Ik schakel de jeep terug naar de eerste versnelling, neem de executive decision dat ik niet ook de lage giering in hoef te zetten en stuur naar links. Het beruchte duin op. ‘OH NEE, HÈ?’ Magalie. ‘Waar ben je mee bezig, mam!’ Ik houd mijn ogen op de ‘weg’ gericht. ‘No worries. Dit lukt.’, probeer ik de roodharige krullenbol gerust te stellen. En stuur de jeep door het mulle zand. Single track. Als er een tegenligger opduikt ben ik zwaar de bok. ‘Anne-Fleur, mam. Soms moet je gewoon een Anne-Fleur zijn!’ Quint zit stoïcijns naast me. Op z’n Quints. ‘We zijn bijna boven.’, negeert hij de opmerking van zijn zusje. Quint is van de school ‘het komt wel goed – ook als het niet goed komt’. Reden waarom hij een half uur geleden ook geen enkel issue zag met de kameel op de weg. In Quint’s wereld is het leven één groot avontuur. Of in zijn leven is de wereld één groot avontuur. Dat.
Ik stuur de jeep door het laatste restje mulle zand van het duin een vlakker stuk zand op. Het lijkt erop dat we weer een beter te berijden stuk weg bereikt hebben. En het duin achter ons laten. ‘Dat was dus geen goed idee, mam!’ Ik kijk weer in de achteruitkijkspiegel. ‘Volgens mij ging het gewoon goed.’, hoor ik naast me. Quint. Ik trek mijn wenkbrauwen op en kijk Magalie aan. Ze snuift. Ik zie dat ze haar grip op de handgreep iets heeft losgelaten. ‘Hoe lang nog?’ Ik haal mijn schouders op. Ik heb geen idee, maar gok op nog een klein uurtje. ‘Minder dan een uur. Denk ik.’ Quint pakt mijn telefoon en opent de Osmand app. En knikt bevestigend. Gezien het verontrustende feit dat ik de karaktereigenschap heb zelfs met GPS te verdwalen (het is een gave), heeft hij jaren geleden al de navigatie overgenomen. Ik krijg tegenwoordig niet eens de kans meer om er zelf iets van te vinden.
In de spiegel zie ik dat Magalie achterover leunt en naar buiten kijkt. De zenuwen over het duin liggen achter haar. De zon schittert hoog aan de strakblauwe lucht. De airco in de jeep doet me even vergeten dat het buiten 38 C is. We hobbelen in stilte door. ‘Volgens mij is dat het, mam.’ Quint wijst voor zich op een omheind complex. Magalie leunt tussen de voorstoelen door naar voren. ‘Ein-de-lijk.’, klinkt het achter me dramatisch. Ik glimlach en manoeuvreer de jeep richting de poort. De naam van het kamp staat in grote letters naast de ingang. Ik vind een plekje in een rij met witte jeeps. ‘Mag ik van de duinen sleeën?’ Magalie is de ‘hellerit’ en het gehobbel van de afgelopen paar uur duidelijk al vergeten. ‘Tuurlijk, lief. Vragen we zo even bij de receptie.’ Dit levert zowel achter me als naast me luid gejuich op. Take that, Anne-Fleur. Worstelend met m’n hijab – want de combinatie woestijnwind en het traditionele Oman – volg ik de kids richting receptie. En bedenk me dat geluk gewoon zo eenvoudig is als een sleetje en een duin.
‘Oké, let’s go, kiddo’s.’ Ik duw de achterklep van de jeep dicht. En veeg de laag woestijnzand op mijn handen (het zit werkelijk overal) af aan mijn jumpsuit voordat ik op de bestuurdersstoel plof. Het is een dag later. Ochtend. De nacht in de woestijn leverde een dieporanje zonsondergang – wegzakkend achter de zandduinen – en een prachtige sterrenhemel op. Met – door de afwezigheid van lichtvervuiling – vol zicht op de Melkweg. ‘Quint is van een kameel gevallen.’ Magalie ligt dubbelgeklapt van het lachen op de achterbank. Kameelknuffel stevig in haar armen geklemd (ik kwam er pas na aankoop achter dat het ding een muziekje heeft – beginnersfout). Quint rolt met zijn ogen. ‘Ja, dus? Ik wilde gewoon even op de grond naast die kameel.’ Magalie rolt schaterlachend over de achterbank. ‘Quint is van een kameel gevallen.’ Quint zucht diep. ‘Ja, en in Vietnam ben ik in een rijstveld gefietst. Voordat je daar ook weer over begint. Nu weten we het wel.’ Het lachsalvo op de achterbank zwelt aan. Ik slik een schaterlach weg. Ik heb zowel het beeld van Quint die ‘Ter Land Ter Zee en In de Lucht’-stijl het bewuste rijstveld in fietst als het beeld van een via de billen van de kameel in het zand glijdende Quint helder op mijn netvlies. Quint pakt mijn telefoon in teken dat we gaan. ‘Onder die poort door en dan naar links.’ Zijn weinig subtiele poging om Magalie’s schaterlach te stoppen is weinig succesvol. En levert wederom een oogrol van Quint op. Ik spot vanuit mijn ooghoek een kleine glimlach op zijn gezicht. Ik lach. Zelfspot is hem verre van vreemd. Dat heeft hij expliciet niet van de donor. Proestend van het lachen stuur ik de jeep de woestijn in. Bestemming Nizwa. Maar eerst die zandbak uit. ‘Gewoon rechtdoor blijven rijden totdat je bij het steile duin komt. En dan heel zachtjes naar beneden. Maar niet remmen, want dan kiept de auto. Bel maar als je vast komt te zitten.’ Ik heb alleen het eerste gedeelte van de instructie van de receptioniste van het tentenkamp met de kids gedeeld. De Pipi Langkous in me duwt het tweede gedeelte weg. Naar het ‘dat zien we dan wel weer’ hoekje. What could possibly go wrong?
’Uh, mam?’ Ik kijk Quint vragend aan. ‘Is dat een steil duin?’ Ik kijk naar de hoop zand voor me. Ja, dat is een steil duin. Kak. Ik schakel de jeep terug naar de eerste versnelling. Gewoon laten rollen, Chris. Je komt vanzelf beneden. Bij voorkeur rechtop. Dat dan weer wel. ‘Mahaham!’ Magalie. ‘Lief, het is oké. Echt’ Geconcentreerd stuur ik voorzichtig met de hobbels en zandhopen mee. Quint grijpt het portier naast hem vast. Magalie hobbelt heen en weer op de achterbank. Puffend. Ze vindt er duidelijk iets van. Stapvoets hobbelen we het duin af. ‘Dit gaat eigenlijk best goed.’, hoor ik vijf minuten later. We zijn bijna onderaan het duin. ‘Yup. Dit gaat best prima.’ Ik schakel door naar een hogere versnelling. Naast me laat Quint het portier los. Hij pakt mijn telefoon. ‘Alleen nog maar rechtdoor, mam.’
Weg van de duinen schakel ik door en voer de snelheid op. Hobbelend en glijdend dansen we door de woestijn. Richting bewoonde wereld. Neuriënd zet ik de radio iets harder. We hebben de keuze tussen twee stations. Allebei met traditionele muziek. Geen Taylor Swift of Harry Styles. Op de achterbank doet Magalie een poging mee te zingen. Quint tikt op de maat van de muziek met zijn vingers op de armsteun tussen ons in.
‘Ik heb toch liever een Christel als moeder dan een Anne-Fleur.’, merkt hij droog op. ‘Ik ook.’, hoor ik achter me. Breed lachend trap ik het gaspedaal iets dieper in en koers richting bewoonde wereld. En bedenk me dat Anne-Fleurs ook leuk zijn. Maar toch ben ik liever een Christel.