– en waarom schermtijd niet altijd een dingetje hoeft te zijn –
Ik kijk opzij. Quint en Magalie zijn – respectievelijk – 10 en 8 jaar oud. Jaren verwijderd van een scooter. Ik zie de iPads in hun handen. De iPads die ik vanochtend maar wat graag naar ze toe schoof. De maximum schermtijd schuif ik vandaag even de deur uit. Het is zondag en ik had gisterenavond een feestje. De verwerkingstijd van liters bier is op mijn 41e aanzienlijk langer dan twintig jaar geleden. Aanzienlijk. Gevloerd op de bank ben ik niet trots op mezelf. Al was het wel bizar gezellig. Winst. Nog een silver lining: beide kids, maar met name Quint, vinden de staat waarin hun moeder verkeert hilarisch. ‘Dit moet ik echt aan de juf vertellen.’ Better not, kiddo. Better not.
Terug naar die scooter. Waar ze veel te jong voor zijn. ‘Scooter?’, mompel ik. Ik vraag me af of mijn gemompel boven de drumband in mijn hoofd uitkomt. ‘Waar ben je nou? Ik sta bij mijn scooter te wachten.’ De kids hebben me of niet gehoord of negeren me volledig. De prepuberteit en daarmee het volledig negeren van ondergetekende begint voorzichtig aan de deur te morrelen. Dus dit kan twee kanten op. Ik kom iets overeind om te zien wat er op de schermen gebeurt. Verantwoord ouderschap. De drumband begint aan een toegift. Plat, Christel. Ik zie op ieder scherm een poppetje bewegen. Ah, Roblox. Ik kwalificeer dit als samen een spelletje spelen. Geen bordspel, maar dit valt in my book volledig onder de noemer ‘spelletje’. ‘He he, daar ben je.’ Puntje van haar tong uit haar mond beweegt Magalie haar vingertjes over het scherm. ‘Kom, we gaan bubble tea halen.’ Ik slik de ‘Huh, waar?’ in en sta op om – de drumband in mijn hoofd omarmend – naar de keuken te schuifelen voor een glas water. Mijn lever wil vocht. En virtuele bubble tea does not cut it. In dit geval.
Roblox. Ik speelde vroeger met Barbies. En met een Sega met daarop Sonic en een Aladdinspelletje. Zo’n cassette die je erin moest frutten. Donkey Kong. Dat werk. En ik las veel. Heel veel. Dat laatste doen Quint en Magalie ook. Ik struikel dagelijks over een willekeurige rondslingerende Donald Duck-pocket. Vaste prik. Maar beide kids hebben werkelijk nul interesse in Barbies (ik heb ze allemaal bewaard – inclusief onmogelijk aan te trekken outfits) en de Nintendo Switch van Quint heeft aanzienlijk meer opties dan een Sega met de reactietijd van een Brontosaurus. Ondanks het gezegde was vroeger – los van mijn strakkere huid en tolerantie voor alcohol – dus echt niet alles beter.
Ik ad een groot glas water en hoor mijn lever zuchten van opluchting. En haal al schuifelend de bank. Plat. Nu. De drumband wordt uitgebreid met een arsenaal aan blaasinstrumenten. Hallo, trombone. Ik graai tussen de bankkussens naar mijn telefoon. ‘Oke, wie wil er frietjes als avondeten?’ Dingen die nooit veranderen: alcohol = patat pinda/mayo en een kaassoufflé. ‘Jaaaa! Ik!’ In koor. Voor de toetsenbordtijgers: frietjes worden gemaakt van aardappels en ketchup werd door Mr Reagan (al vind ik iets van de man, maar zijn zienswijze komt me nu goed uit) al gekwalificeerd als groente. De kaassoufflé schuif ik in het hokje ‘proteïne’. En kwalificeer daarmee deze maaltijd als ‘gebalanceerd’. Vandaag dan. Morgen balanceer ik het avondeten weer volledig uit. Pinky promise. Want verantwoord ouderschap.
Ik sluit de app van de snackbar en open m’n whatsapp. De drumband in mijn hoofd begint iets harmonieuzer en minder aanwezig te spelen. Plat liggen helpt. Ik zie ruimte om de rij onbeantwoorde apps te beantwoorden. ‘Ik drink nooit meer. Echt niet.’, antwoord ik Emma op haar ‘Hoe was gisteren?’. Volkomen ongeloofwaardig. Aimee krijgt een ‘Goos, mijn ruggengraat lag weer bij de gevonden voorwerpen.’ op haar ‘Hoe dan, Chris, hoe dan? Je zou maar een uurtje gaan. Waar ging het mis?’, en Sam een ‘Ik ben zo niet trots op mezelf.’ op zijn ‘Red je het met eten?’. Een moeder is ook maar een mens, Leute. Quint schuift naar me toe. Hij is in een knuffelbui en van knuffels heeft een mens er nooit genoeg. Feit en tip van Flip. Al knuffelend kijkt hij mee op het scherm van mijn telefoon. En lacht. ‘Ha ha, mam, ik moet dit echt aan de juf vertellen.’ Nope, kiddo. Dat hoef je echt niet. Trust me (I’m a lawyer.’ Ha.). ‘Kiddo, weet je wat het voordeel hiervan is?’ Quint draait zijn hoofd naar me toe en kijkt me afwachtend aan. ‘Als jij zelf over een jaar of acht een avond aan de boemel bent geweest, snap ik dat gewoon. Kun je lekker de hele dag in je bed liggen. Kom ik je water en crackers brengen. En friet.’ Quint knikt. Hij ziet dit duidelijk wel zitten. ‘En lach ik je niet uit!’ Schaterlachend knuffelt Quint me plat. ‘Mama heeft teveel biertjes gedronken.’ Magalie klimt lachend bovenop de berg liefde. Note to self: van liefde heb je nooit teveel. Van bier wel. Levenswijsheden van een veertiger.
‘Mogen we voor de TV eten?’ Magalie ziet een kans. Ik knik. Verantwoord ouderschap. Het roodharige stuk kwikzilver spurt naar de afstandsbediening om de nieuwste Disneyfilm aan te slingeren (want wie de macht over de afstandsbediening heeft is koning, keizer, admiraal – het ding wordt zelfs meegenomen naar de WC). Morgen ga ik weer strak op de schermtijd. Vandaag beroep ik me op overmacht.
Twee uur later klap ik de afwasmachine open. Quint en Magalie fris gewassen in bed, de drumband in mijn hoofd teruggebracht tot een acceptabel volume. Ik vul het glazenrek en sorteer het bestek in de besteklade. De papieren Thuisbezorgdtas gaat bij het oud papier. De plastic snackbarbakjes in de vuilnisbak buiten. Ik voorkom graag dat ik morgenochtend verwelkomd wordt door de geur van schrale friet en ingedroogde pindasaus. Ik draai me om richting ijskast om een fles bruiswater te pakken. En zie – pontificaal middenop de deur – de met een Ibiza-magneet vastgepinde kaart met een ruggengraat. ‘Goos, je ruggengraat lag weer bij de gevonden voorwerpen.’ Ik vond de kaart maanden geleden in een kaartenrek naast de ingang van de WC van een restaurant. En sinds dat moment is de kaart en spreuk onder mijn vriendinnetjes een running gag geworden. Met name omdat niet alleen mijn ruggengraat, maar ook die van een stel van hen, geregeld ver te zoeken is. Tot grote hilariteit van said vriendinnetjes overigens. En van ondergetekende. ‘Maturing is realizing it’s actually way more fun to just be an unbothered idiot.’ Ik lach. En bedenk me dat ik die ruggengraat af en toe gewoon een dagje bij de gevonden voorwerpen moet laten liggen. Levert best mooie verhalen op. En van mooie verhalen heb je er ook nooit genoeg. Nog een levenswijsheid van een veertiger.