en waarom ik weet dat mijn kinderen tot meer in staat zijn dan men denkt
Oktober 2021
‘Maar daar is ze toch veel te jong voor?’. Ik aai mijn dochter Max (inmiddels bijna 7, maar toen nog 5) over haar roodharige krullenbol en kijk de moeder naast me aan. Max glipt onder mijn hand vandaan en rent met haar vriendinnetje Emma – de dochter van de moeder in kwestie – naar het klimrek. Het is vrijdagmiddag, de dag voor de herfstvakantie. Het schoolplein zoemt met vakantieplannen.
‘Hoezo niet?’, ik kijk haar zijdelings aan terwijl ik volg wat Max op het klimrek uitspookt. Full on jungle gym mode: typisch Max.
‘Nou. Een week wandelen. Ze is een kleuter.’ Ik volg wederom de ‘waarom’ in deze niet. ‘En hoezo zou ze dat niet kunnen?’. Niet alleen zie ik niet in waarom niet, ik ben ook oprecht benieuwd naar de gedachtengang achter deze stelling.
‘Ze is pas 5. Dat wil ze toch helemaal niet. Die wil gewoon naar een hotel met een zwembad.’ Ik trek mijn blik los van Max’ capriolen op het klimrek om de moeder vragend aan te kijken. ‘Jij wilt wandelen. Maar daar kun je kinderen echt niet in meetrekken. Je moet rekening houden met wat zij willen.’
Ik ben een groot voorstander van het adagium ‘pick your battles’. En in deze pick ik mijn battles. Op het moment dat ik voor het eerst moeder werd (van mijn zoon Quint (inmiddels bijna 9, maar toen nog 7), Max’ grote broer) realiseerde ik me dat de maatschappij direct iets vindt van elke opvoedkundige keuze die je als ouder maakt. Vermomd als ‘goed bedoeld advies’ kijkt er met grote regelmaat een forse dosis oordeel om de hoek. Waar dit mij vroeger beperkte in mijn keuzes, sterkt dit me inmiddels. Ik luister, want er zijn momenten waarop er wel degelijk valide punten genoemd worden, maar ik vervolgens wel bewust kies voor wat ik juist acht voor mijn kinderen. Want au fond is dat wat er toe doet. Die twee. Maak ik altijd de juiste keuze? Nee. Verontschuldig ik me eindeloos bij mijn kinderen, omdat ik achteraf gezien iets anders aan had moeten pakken? Ja. Maar inmiddels weet ik dat dat opvoeden is. Het is geen exacte wetenschap. Samen vinden mijn kinderen en ik wat werkt voor ons leven. Of de liefdevolle chaos die ons leven is. Want vol liefde is het altijd.
Terug naar de herfstvakantie van 2021.
‘Asumptions are the mother of all f-ups.’ Nog zo’n adagium dat ik met regelmaat de wereld inslinger. Wat de moeder van Max’ vriendinnetje niet weet is dat mijn kinderen ieder op hun tweede al met bergschoentjes (die stevige van Lowa) en rugzakje (kon net een knuffel in) over hoogalpiene paden in de Alpen liepen. Meerdaagse huttentochten vanaf hun derde. Twee jaar geleden bijvoorbeeld, voor de Corona-jaren, sliepen we in een hypermoderne hut naast een gletsjer. Hypermodern, maar toch van alles verlaten. Via de satelliettelefoon konden ze hun grootmoeder een sms-je sturen om te vertellen dat ze veilig boven waren. Ze sliepen in slaapzakken (en dat vonden ze een partijtje stoer). Op een slaapzaal. Met andere gezinnen – slimme zet van de huttenwart. Eten was simpelweg wat de pot schaft, geen keuze (en in dat geval curry met rijst), en als speelgoed was er de steenbouwplaats naast de hut. De volgende ochtend liepen we met backpack op en in de stortregen terug naar het dal. Quint en Max hebben het er nog over. Ze vonden het prachtig. Buiten zijn geeft ze rust en een wijdere blik op de wereld. Als je het mij vraagt essentieel in een wereld waarin we met name digitaal door het leven gaan.
En deze herfstvakantie is het plan om een week op de Camino Portugues van Portugal naar Santiago de Compostela te wandelen. Met rugzakken op. Backpacken in de puurste vorm. Van pelgrimsherberg naar pelgrimsherberg. Ik ben niet gelovig, maar koos voor deze wandeling vanwege de rijke geschiedenis van de route.
Maar die battles? Die pick ik dus. En ik kies er bewust voor om me niet voor onze vakantieplannen te verantwoorden. ‘Waar gaan jullie heen?’, verander ik van onderwerp. ‘Marbella.’.
‘Oh, heerlijk. Lekker vis eten. Mooi weer. Genieten, joh!’. De moeder kijkt me breed lachend aan. De voorpret zit er duidelijk al in. ‘Ja, gewoon even helemaal niets. Zo’n zin in.’ Ik glimlach en voel twee armen om mijn middel. Quint leunt met een rugzak vol knutsels tegen me aan (die klassenlaatjes die voor de vakanties standaard leeg moeten en waarvan de inhoud vervolgens gemiddeld een week of 3 door huis migreert). ‘Vakantie!’, roept hij uitgelaten. ‘Yup, vakantie, lief.’. Ik kus hem op zijn hoofd en roep zijn zusje. ‘Max! We gaan!’. De roodharige bliksemschicht glijdt via de brandweerpaal van het klimrek en holt samen met haar vriendinnetje Emma mijn kant op.
‘Fijne vakantie!’, zwaai ik terwijl ik Max meeworstel. De aantrekkingskracht die een klimrek op een vijfjarige heeft is indrukwekkend. Een boekwinkel heeft op mij hetzelfde effect. Een cocktailbar overigens ook.
Een uur later zitten we met mijn moeder in de auto naar Schiphol. De backpacks had ik al ingepakt klaar staan. Een 38 liter Ortovox voor ondergetekende, een 32 liter Deuter voor Quint (met de focus op volume en zo min mogelijk gewicht) en een 18 liter Decathlon voor Max. Alleen handbagage. Een wandelstok scoren we daar. De kids hoefden zich eenmaal thuis alleen nog om te kleden in hun wandelkloffie. Want veel kleding gaat er niet mee.
Mijn moeder zet ons af bij de Kiss-and-ride voor de vertrekhal. Ingecheckt zijn we al. De boarding passes staan op mijn telefoon. Die met powerbank in het bovenvak van mijn rugzak zit. Met als bestemming Porto. Mijn moeder’s ‘Ik ga jullie missen, lieverds.’, levert ‘Omi’ twee lange knuffels op. ‘Dank, mam!’. Ik pak de kids bij hun handjes. ‘App je als je in het vliegtuig zit?’. Altijd. ‘Doe ik!’. Met aan iedere hand een helft van mijn hart loop ik naar de draaideuren van Vertrekhal 1.
Een volle week later lopen we in dezelfde opstelling door de schuifdeuren van Aankomsthal 2 en volgen de borden naar het treinstation. Quint en Max ieder in een trui met een afbeelding van de kathedraal in Santiago de Compostela. In het bovenvak van mijn rugzak zitten in een beschermende koker drie Compostela’s. De oorkondes die in het Latijn aangeven dat wij ieder in een week tijd de afstand tussen Tui in Portugal en Santiago de Compostela in Spanje hebben afgelegd. 118 kilometer. 7 dagen. Geen blaren. Wel vermoeide beentjes en voetjes. Lachende gezichtjes met een gezonde buitenkleur. Drie hoofden vol herinneringen en vier armpjes vol met felgekleurde Camino knooparmbandjes. Die hippe. Die je ook op festivals ziet. En het besef dat het leven eigenlijk heel eenvoudig is: met aan iedere hand een van mijn kinderen en de rugzak op mijn rug heb ik alles bij me dat ik nodig heb. In een wereld waar men geleefd wordt door de rush van ’the next best thing’ en ‘more is more’ vind ik dit besef onbetaalbaar.
De volgende middag sta ik bij het schoolplein te wachten tot Quint naar buiten komt. Max rent in mijn ooghoek over het schoolplein. Na een week op wandelschoenen zijn haar cowboylaarsjes weer favoriet. Want die klikken zo lekker als je er hard mee stampt. Het voelt alsof we zoveel langer dan een week weg zijn geweest.
Ik zie Quint met een van zijn beste maten naar me toe lopen. ‘Mogen we spelen?’ Natuurlijk. Ze hebben elkaar gemist. ‘Max! Heb jij een speelafspraakje?’ Ze negeert me weinig subtiel. Vol in haar spel. ‘Mahax!’ Ze stop abrupt en draait zich om. ‘Jahaa!’ Ok. Ik heb ten minste een antwoord. Silver lining. Max pakt haar vriendinnetje bij de hand en sleept haar naar me toe. ‘Wij gaan spelen. Bij Emma. Het mag van haar mama.’ Ik kijk of ik de moeder van Emma zie. De moeder die zich voor de vakantie afvroeg of Max zo’n wandelvakantie wel aankon. Ah, gevonden. Ik zwaai. ‘Hoe laat zal ik haar ophalen?’, roep ik terwijl ik Max’ jas dichtrits. ‘Half vijf?’ Prima.
Iets over half vijf, want always late is ook een lifestyle, fiets ik met Max achterop naar huis. ‘Heb je leuk gespeeld?’, vraag ik over mijn schouder. ‘Jahaa.’ Ik lach. Ze is een dame. ‘Oh, en mam?’, hoor ik van achterop. ‘Ja, lief?’, ik laat met een hand mijn stuur los om haar over haar beentje te aaien. ‘Ik heb haar mama dus wel even verteld dat ik het wel kan. Dus.’ Ik weet direct wat ze bedoelt. En lach. Ik had niet anders verwacht.