– en waarom ik nog steeds ‘lang leve de liefde’ van m’n dak schreeuw –
Ik droog mijn haar met de bontgekleurde handdoek die ik jaren geleden als ‘finisher’ gift (beter dan ‘weer’ een t-shirt) bij de halve marathon van Keulen kreeg. De douche stoomt nog na met de geur van Kneipp’s patchoeli-lijn. Vanuit mijn ooghoek zie ik Quint op de gang een matchende grijze sok in de stapel schone was zoeken. ‘Luduvuwat?’ Quint geeft zijn zoektocht op en settelt voor een donkerblauwe sok met papegaaiduikers. Ik keur ‘m goed. ‘Quihuihint. Luduvuwat?’ Magalie wil een antwoord. Bijna negen jaar met onze rode vulkaan verder heeft Quint geleerd dat het in dit geval verstandiger is om de vraag niet te negeren. ‘Luduvudu.’ Quint kijkt zijn zusje aan. ‘Duh.’ Ik rol met mijn ogen. Handige Harrie. Dat hij in deze beter voor de conflictvermijdende antwoorden had kunnen kiezen parkeert Quint vandaag duidelijk even, want Magalie zet in reactie haar handen in haar zij. Haar blauwe ogen sprankelen met het temperament dat met haar rode haar komt. En haar maakt tot het stuk kwikzilver dat ze is. ‘Dat is geen antwoord op de vraag. Stomkop.’ Ik slik een lach in. Het is woensdagochtend. Half acht. We slingeren er lekker in.
‘En jij bent irritant.’ Ik hang de handdoek over de douchedeur. En stap de gang op. Damage control in ‘3,2,1’. ‘Nee, jij VINDT me irritant. Subjectief. Objectief ben ik niet irritant.’ Ze is acht (‘bijna negen, maham’.). En ik hoor mezelf praten. Deze kan ik niet op de donor afschuiven. Je kunt niet altijd zes gooien, Chris. Magalie’s blauwe ogen spuwen inmiddels vuur. Quint besluit er wat olie op te gooien. ‘Mam, Magalie gaat zo ontploffen.’ No effing shit, Sherlock. ‘Oké, Captain Obvious en de vrolijke heks uit het Oosten’ (Utrecht-Oost – see what I did there?), wat is er aan de hand?’. Magalie kijkt me aan. ‘Ik ben geen…’ Ik trek mijn wenkbrauwen op. ‘Oké oké.’ Ze gooit haar handen in de lucht. ‘Ik wil gewoon weten wat Luduvudu is en die stomme broer van me WIL ME DAT NIET UITLEGGEN!’. Quint trekt onverstoorbaar het mismatchende (en daardoor juist matchende) paar sokken aan. Zijn persoonlijkheid heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld als ‘Chef Stoïcijns’.
‘Liefdesverdriet, lieverd. Luduvudu is een afkorting voor liefdesverdriet.’ Ik zie Magalie nadenken. ‘Ohhhhh, liefdesverdriet.’ Ik knik. ‘Wat Lodewijk had toen ik zei dat ik niet meer met hem wilde trouwen en hij in de klas ging huilen en al mijn tekeningen verscheurde en zei dat ik zijn hart gebroken had.’ Ik herinner me de ronduit hilarische update van Magalie’s juf weer en lach. ‘Ja, dat. Liefdesverdriet.’ Maar dan voor volwassenen. Magalie knikt. ‘Dus daarom moest je huilen onder de douche.’ Ik glimlach. M’n kids blijken perceptiever dan ik dacht. Assumptions. ‘Ja, daarom moest ik huilen onder de douche.’ Magalie slaat haar armen om me heen. Haar hoofd tegen mijn borst. En ik bedenk me dat ze de afgelopen twee maanden een enorme groeispurt heeft gehad. ‘Ik wist niet dat mama’s ook liefdesverdriet konden hebben.’ Ja, kiddo. Mama’s kunnen ook liefdesverdriet hebben. Ze kruipt nog dichter tegen me aan. ‘Je mag ook bij mij huilen, mama.’ Ik aai haar over haar rode krullen. ‘Dat weet ik, lief.’ Ik kus haar hoofdje. Quint – inmiddels met sokken aan zijn voeten – besluit er een group hug van te maken. ‘Bij mij ook, mam.’ Ik glimlach. Weer. Quint is sinds een maand of drie ‘mijn prepuber’ en noemt me in het gros van de gevallen ‘bruh’. Zijn ‘mam’ is vandaag een extra pleister. ‘Zal ik doen, koek.’ Ik druk de twee helften van mijn hart nog steviger tegen me aan. ‘Mam?’ Ik ‘hmmm’ in antwoord. ‘Kun je alsjeblieft kleren aantrekken. Je bent bloot. Iew.’ Ik lach. Hardop. ‘Ja, dat kan ik denk ik wel.’, fluister ik in Magalie’s oor en kus mijn zoon en dochter op hun voorhoofdjes voordat ze de trap afdenderen om hun rugzakken voor school in te pakken.
Het is een paar uur later. Ik zit naast Saar in de ‘kristalsauna’ van een ruim opgezet thermencomplex. Ik adem de geur van lavendel in terwijl ik de stoom van de opgieting voor ons op m’n huid voel. Ogen dicht, tranen over mijn wangen. Maar glimlachend. Saar zit in meditatiehouding naast me. Kleermakerszit. Handen open op haar knieën. De muziek stopt. Ik sta op en pak m’n handdoek (pro tip – de microvezel handdoeken van Decathlon). ‘Ben je oké, lieverd?’ Saar aait me over mijn arm. Ik houd de deur van de sauna voor haar open. ‘Dit breekt me echt, Saar. Het doet gewoon pijn.’ Ze aait me weer over mijn arm en knikt. ‘Tuurlijk doet het pijn, lieverd.’ Met haar hand op mijn arm lopen we naar de haakjes met badjassen.
Eerder dit jaar blogde ik dat ik me niet kon voorstellen dat ik diepe onvoorwaardelijke liefde voor iemand anders dan mijn kinderen zou kunnen voelen. Famous last words, want dit bleek een paar maanden later een aanname. Assumptions, Christel. The mother of all f-ups. Met de kids had ik de loterij qua geluk al gewonnen. Maar nu had niet alleen ik maar ook mijn kinderen naast al dat geluk ook nog eens de jackpot aan liefde – met verdubbelaar – te pakken. ‘Toen het allemaal begon’ en ik me – al vond ik het doodeng – volledig over de rand liet vallen in dat houden van – armen wijd, ogen open en volledig verrast door wat ik voelde, zei ik het al tegen Emma. ‘Deze is voor altijd of breekt me volledig.’ Je hoopt op het eerste. Het werd het laatste. Waarbij het des te pijnlijker bleek dat het ‘m uiteindelijk niet in de liefde zat. Want van liefde was er zoveel dat het over de randen klotste. My cup runneth over. Dat. Ergo de luduvudu. Duh.
Terug naar de sauna met Saar. Ik pak m’n kimono (vorig jaar gekocht in een vintage winkeltje in Kyoto) en schuif mijn voeten in de teenslippers die ik vanochtend snel bij de receptie van het thermenresort scoorde (ik dacht nog zo dat ik alles had ingepakt – assumptions. Wanneer leer je het nu eens, Christel?). Saar pakt mijn hand en kijkt me aan. ‘De scherven ruimen we wel weer op, Chris. Echt waar. We kintsugi-en (scrabblewoord) alles weer aan elkaar en met al die gouden strepen ben je nog mooier dan je al bent. Oké?’ Ik knijp in Saar’s hand. Ik gun iedereen iemand als Saar in hun leven. ‘Oké’, knik ik bevestigend. ‘Eten?’ Saar kijkt me vragend aan. Ik knik en leg een knoop in de ceintuur van m’n kimono. ‘Ik free de tata’s straks wel weer.’ Saar knoopt lachend de ceintuur van haar badjas losjes vast. Living on the edge. Want die tata’s.
Een half uur later kauw ik langzaam op een stukje van de moot tonijn op het bord voor me. Saar tikt me aan. ‘Je eet.’, straalt ze. En neemt een hap van de salade met geitenkaas die voor haar op een poef staat. We zitten onderuit op luie banken in het restaurant van de thermen. Ik knik. En glimlach terug. Ik eet. Saar gaapt. ‘Ik ga zo even liggen.’ Ik kijk d’r aan. Ze heeft het de afgelopen maanden zo bizar druk gehad op haar werk dat het me meer en meer verbaast dat ze überhaupt nog overeind staat. ‘Ga jij in de rustruimte even slapen, ga ik in die sauna van 110 C. Check ik straks bij je in.’ Voor de lezer: qua sauna’s hanteer ik het adagium ‘hoe heter hoe beter’. ‘Weet je het zeker?’ Saar kijkt me vragend en met licht opgetrokken wenkbrauwen aan. Ik weet wat ze wil vragen. ‘Yup. Ik ben oké.’, ontwijk ik de vraag. ‘Kan ik alvast oefenen voor later. Als ze zeggen ‘nou, mevrouw Jaarsma, u mag hier naar beneden.’ (coping door een zwart gevoel voor humor is ook coping, Leute.) Saar schudt lachend haar hoofd. Ik zie de bezorgde blik in haar lieve ogen. ‘Chris…’ Ik kus haar op haar wang. ‘Ik ben oké, lieverd. Echt.’ Uiteindelijk ben ik altijd vanzelf weer oké. Weer een aai over mijn arm. ‘Ik hou van je.’ Ik knuffel haar en knijp haar in haar arm. ‘Ik ook van jou.’
Ik schreef het al eerder. En vaker. Ik weet bij alles dat heilig is (en dat is heel wat uit de pen van een agnost pur sang) niet waar ik mijn vriendenkring aan verdiend heb. Of zoals lieve vriend Bas het noemt ‘m’n golden circle’ (‘je zoekt naar silver linings, maar je hebt een golden circle, Chris’.) En ook nu is die golden circle er. Voor mij en voor mijn kids. En die golden circle komt dus in de vorm van Saar die zonder discussie een dag in haar agenda vrij etst voor ‘gewoon even samen’. In de vorm van Sam die ‘de dag na gisteren’ alleen maar mijn stem aan de telefoon hoort en zegt ‘ik maak even iets af en kom dan meteen naar je toe’. Mijn ‘Nee, dat hoeft echt niet, joh.’ werd volledig – maar dan ook op z’n Sams volledig – genegeerd. In de vorm van Emma die langsfietst voor ‘een knuffel just because’, aanbiedt de kids te voeren en elke ochtend en avond incheckt. Ook ‘just because’. Aimee die wel drie keer per dag op de stoep staat om ‘een lang rondje met de honden te doen’. Terwijl die hooligans echt niet drie keer per dag een lang rondje hoeven te lopen. In de vorm van Reina die appt ‘vrijdag drinken?’. En Bas die appt ‘houd op met je groot houden, Chris, kappen – telefoon staat aan. Ook vannacht.’. Vroeger was ik bang om te vallen. Sterker nog vallen was geen optie, want mijn fabrieksinstelling schreeuwde (oorverdovend en bloedirritant) dat dat een zwaktebod was (eldest daughter syndrome voor dummies) De afgelopen jaren heb ik geleerd dat vallen oké is. Want ik val nooit ver. Ook niet met luduvudu. Die golden circle van me heeft me al te pakken voordat ik überhaupt in de gaten heb dat ik over de rand gekukeld ben. Samen komen we er wel. Over randen kukelend en al. Want het leven is verdeurie veel te leuk. En samen nog leuker.
Het is de volgende dag. Ik probeer achter mijn werkmail wat rust in een escalerend dossier te krijgen. Iets met erfgenamen en hoogoplopende emoties. Quint zei een tijd geleden ‘ga nooit rechten studeren – kijk maar naar mama’. En toch heb ik het leukste werk dat er is. Al is het alleen al omdat het mooie verhalen oplevert. Het relaxte gevoel van het thermenbezoek resoneert nog, constateer ik tevreden. Mijn horloge trilt om mijn pols met een inkomende oproep. Bas. En op datzelfde horloge zie ik meteen dat het bijna tijd is om Quint en Magalie van school te halen. Prima moment om die erfgenamen even te laten en naar Bas te luisteren. ‘Ola.’, beantwoord ik zijn telefoontje. ‘Meester! Hoe ga jij?’ De bijnaam blijft hilarisch. Jaren geleden dacht ik dat deze tijdelijk zou zijn. Assumptions, Christel. ‘Ugh. Loslaten zuigt, Bas. Ik weet niet of ik dit kan.’, duik ik meteen in de kern van zijn vraag. Aan de andere kant van de lijn hoor ik hoe Bas zich verslikt in – hem kennende – een slok koffie. ‘Chris…er zijn zoveel opmerkingen die ik nu wil maken.’ Ik lach. Weer. ‘Ik begrijp je, Chris.’ Serieuzer. Bezorgder. ‘Wat voor jou goed voelt. Wat jij wilt doen. Er is geen fout. Ik sta hoe dan ook achter je.’ Ik schud mijn hoofd. En realiseer me dat Bas dat niet ziet. ‘Ik chef dit, Bas. Echt. No worries.’ Houden van is ook ruimte geven, weet ik nu – waar ik dat jaren en jaren geleden nog anders zag. Veertigerswijsheden. Ofzo. En ruimte geven zit niet in redenen zoeken om contact te zoeken (iets dat tegenwoordig met social media te eenvoudig is). Niet in het overanalyseren van situaties. Niet in ‘wat nu als’. Je moet niet aan een wond blijven pulken als je deze wilt laten helen. ‘Ik houd echt van de man, Bas. Van alles in de man. Licht en donker. En alles ertussenin. En houden van is los van wat je zelf voelt willen dat de ander gelukkig is. Voor de ander, maar ook voor jezelf.’ Want het leven is dus echt veel te mooi om het niet te vullen met liefde. En die liefde te koesteren.
Aan de andere kant van de lijn is het stil. ‘Bas? Ben je er nog?’ Ik hoor een snuif. ‘Heel nobel van je, Chris. Maar toch ken ik exen die ik een priem in de nek gun.’ Ik gooi mijn hoofd in mijn nek. Schaterlachend. ‘Bahas! Dat kun je niet zeggen.’ Ik hoor Bas’ gesnuif wederom aan de andere kant van de lijn. ‘Ik zeg het toch net?’ Mijn hoofd schuddend kijk ik op mijn horloge. En pak mijn jas. ‘Ik bel je vanavond, Bas. Ik ga even de kids halen.’ Ik druk met Bas’ ’tot vanavond’ in mijn oor op de clicker van de garagedeur en manoeuvreer de Urban Arrow (a.k.a. de bakbicyclette) achteruit de garage uit. De zon schijnt. De batterij van de bakfiets slingert aan en geeft me het gevoel met de wind in de rug richting school te koersen. Glimlachend denk ik aan achterop de fiets onder de Dom door, kamperen op een besneeuwde berg en avonden aan de bar bij Orloff. En vul mijn tas met herinneringen. Loslaten kan ik nog niet. Misschien ooit wel. Misschien ook niet. Ik weet niet of dit een hoofdstuk in mijn verhaal is of een rode draad door de rest van mijn boek. En dat is oké. Want – om lieve Saar te citeren – ik hoef het nu ook niet allemaal te weten. En kies ervoor mezelf te laten verrassen door wat de komende hoofdstukken voor me in petto hebben. Vertrouwen te hebben in wat er komt. En het hoekje van deze bladzijde in mijn verhaal om te vouwen. Om gemakkelijk naar terug te bladeren. Want het is een mooie bladzijde. Met kleurrijke notities in de kantlijn.
Met mijn haren in de wind en gezicht naar de zon fiets ik door het Wilhelminapark. Nieuwsgierig naar de weg voor me. Want het leven is mooi. En de liefde is mooier.