– en waarom geluk eigenlijk niet zo moeilijk is –
November 2024
‘Bas, hoe dan?’ Ik verslik me proestend van het lachen in de slok matcha (het blijft tenslotte Utrecht-Oost) die ik net naar binnen probeerde te werken. ‘Nou, Chris, dat is toch zo?’ Z’n metafoor is wat kleurrijk, maar he’s not wrong.
Meer dan een ‘Uh-huh’ krijg ik er niet uit. Schaterlachend veeg ik de tranen uit mijn ogen. ‘Matchaatje in het verkeerde keelgat, Chris?’ is Bas’ droge reactie. We doen regelmatig een ‘after school run dag opstart’ moment en hij kent inmiddels mijn ochtendroutine. Ik schud lachend mijn hoofd. ‘Chris? Hallo?’ Er popt een FaceTime verzoek omhoog op m’n telefoon. Bas. En twee tellen later verschijnt Bas’ van leedvermaak glinsterende gezicht op het scherm. ‘Gaat lekker, he?’ Ik knik. Nog steeds schaterlachend. ‘Kijk je uit, schat, je hebt twee kinderen gebaard.’ Ik schud mijn hoofd en geef met mijn handen het universele teken van ‘kappen nou’. Ik heb inderdaad twee kinderen gebaard. De combinatie van mijn weinig stabiele bekken en een lachkick is een gevaarlijke. Hetzelfde geldt voor trampoline springen. En niezen. If you know you know.
‘Bas…’ proest ik hoofdschuddend nog wat na. Dit levert me een opgetrokken wenkbrauw en een demonstratieve slok uit een kop koffie op (ik drink matcha, Bas’ poison of choice is het zwarte teer – ‘net zo zwart als mijn ziel, Chris.’). Ik adem diep in en weer uit. ‘Oké, ik ben er weer.’ Weer die opgetrokken wenkbrauw. Ik veeg het restantje tranen (van het lachen) uit mijn ooghoeken. Ik wil niet weten waar m’n mascara inmiddels zit. ‘Chris, klein pandabeertje van me, misschien moet je even in de spiegel kijken.’ Bas. Subtiel as ever.
Bas is onderdeel van mijn ‘village’ (ik blogde eerder al over hoe tot op het bot dankbaar ik ben voor mijn village) en de afgelopen jaren hebben we een vriendschap ontwikkeld waarbij we vrijwel dagelijks telefonisch de dag met elkaar doornemen en elkaar over en weer de wereld en minstens een stukje van het universum gunnen. Eentje van de categorie ‘hoeveel veren in de bips wil je’. Zo’n vriendschap. Als ik met de kids op reis ben staat hij standaard stand-by voor het geval dat ze hulp nodig hebben. Ik hoef er niet eens om te vragen. In de wereld van Bas is dit een vanzelfsprekendheid. En als ik een schouder nodig heb is zijn antwoord automatisch ‘Welke?’. Man/vrouw vriendschappen kunnen gecompliceerd zijn. Deze is dat niet. Ik gun iedereen een Bas in hun leven. Dat.
Terug naar de zure bom. En daarmee terug naar oktober 2023. Want hoe kleurrijk de metafoor ook mag zijn, deze snijdt wel hout.
Ruim een jaar geleden werd Quint geopereerd aan een van zijn oren. Terwijl ik zat te wachten totdat Quint op de uitslaapkamer lag bleef Bas aan de lijn. De operatie duurde veel langer dan aanvankelijk gepland. En door mijn hoofd spookten minstens vierendertig doemscenario’s. Bas had zijn ochtend vrijgepland en was er. Ook toen de uitslag van Quint’s operatie een diagnose gaf die onze wereld volledig op haar kop heeft gezet. Volledig. Quint onderging alles op z’n Quint’s: in alle rust en met een berusting in een ‘uiteindelijk komt het wel weer goed.’. Maar ik had het beeld van Quint’s KNO-arts naast me op de uitslaapkamer nog op mijn netvlies: verslagen en met het nieuws ‘dat hij het nog nooit zo erg had gezien’. Die uitspraak zou minder hard binnenkomen als deze arts niet al tegen de pensioenleeftijd liep.
Een paar maanden later volgde een volgende operatie. Aan Quint’s andere oor. Of, zoals het nu genoemd wordt, ‘zijn goede oor’. Preventief. Maar Quint en ik hadden de uitkomst van de eerste operatie als referentiekader. Dus bleef het spannend. Ook het beeld van Quint op de operatietafel, wachtend op de narcose, vergeet ik nooit. ‘Mam, het komt goed. Ook als het niet goedkomt.’. Quint was op dat moment pas 9, maar door de achtbaan waar we in beland waren noodgedwongen ‘wise beyond his years’. Dus fluisterde ik – terwijl de anesthesist de narcose in het infuus spoot – ‘ik houd van je’ in zijn goede oor. Niet wetende of hij dat ooit nog zonder hulpmiddelen als een gehoorapparaat zou kunnen horen. Het brak me. Volledig. En weer was daar Bas, zodat ik niet alleen hoefde te wachten. En flikkerde mijn telefoon met tig harten onder de riem van Emma, Saar, Aimee en mijn moeder, Quint’s oma. Want deze momenten zijn een kleine uitdaging in het bewust alleenstaand ouderschap. Reden nummer 321 waarom ik zo dankbaar ben voor mijn village.
En dankzij mijn village (en ik gok ook dankzij een dosis van de met joie de vivre doorspekte genen die ik van mijn grootmoeder heb meegekregen) kon ik samen met Quint een knop omzetten. De diagnose die Quint om zijn oren kreeg (pun volledig intended) bleek forse gevolgen te hebben. En slingerde een curve ball van de buitencategorie door ons leven. Plannen on hold. Een enorme dosis onzekerheid over Quint’s toekomst. Het gevoel een stuk van de zo veilig voelende controle kwijt te zijn. Geen flauw idee hoe we nu verder gingen. Als moeder zou ik het liefst de hele medische santenkraam van Quint over willen nemen. Was het maar zo eenvoudig.
Maar verder gingen we. Stilstaan en blijven hangen in de situatie was voor ons geen optie. Want Quint en ik besloten al vrij snel dat deze diagnose niet Quint’s verhaal was. Punt. Want Quint verdient een leuker verhaal. We zijn het er samen over eens dat hij op z’n minst een epos verdient. Want hij is Quint. De leukste Q die er is, zoals Aimee hem jaren geleden doopte. En duus ging de knop om. Volledig. En lieten we noodgedwongen de drang naar controle en daarmee automatisch ook de controle los. Want Quint’s diagnose had die hoop op controle weggenomen. Wat overbleef was een vertrouwen dat we ook in het voor ons nu ‘nieuwe normaal’ gelukkig zouden worden. Het ‘oude normaal’ was gevuld met hele gelukkige herinneringen. Maar terug konden we niet. Vasthouden aan ‘het moet weer worden zoals eerst’ was een illusie. En dat te accepteren was ingewikkeld. Heel ingewikkeld. Maar wel heel nodig om toe te werken naar een ‘nieuw normaal’. Voor Quint. Maar ook voor Magalie en voor mij. Want dit was ook niet ons verhaal. Daar is het leven te leuk en kostbaar voor.
Ik geloof dat geluk tot op zekere hoogte maakbaar was. En in dit geval zit voor ons drietjes die maakbaarheid in hoe we met de situatie omgaan. Dat is het enige waar we wel controle op uit kunnen oefenen. De situatie is platgezegd ruk. Volledig. Of – om in de metafoor van Bas te blijven – een ‘zure bom’. Maar het is wel onze zure bom. En dus lieten we de controle los. Lieten ons meevoeren op de golven die ons ‘nieuwe normaal’ vormden. En – vloeiend – kwam daarmee vanzelf ons ‘nieuwe normaal’ op papier. Een jaar geleden had ik niet durven hopen dat we met z’n drietjes in dit ‘nieuwe normaal’ zo intens gelukkig zouden zijn. Anders dan in het ‘oude normaal’, maar minstens zo gelukkig als eerst. Misschien wel gelukkiger. Omdat we ons nu meer en meer realiseren dat geluk eigenlijk niet zo moeilijk is. Het cliché dat je nu leeft is waar. En geluk kan echt zo simpel zijn als een heldere sterrenhemel in de bergen. Als Quint en Magalie die onder de middernachtzon op een strand op de Lofoten geulen aan het graven zijn. Als een glas wijn met vriendinnetjes op een terras – in de avondzon in de nazomer in september. Als Emma die langskomt om eten in m’n vriezer te stoppen en een knuffel te geven – gewoon omdat. Als Magalie die op zondagochtend nog even bij me in bed kruipt – terwijl Quint beneden in de keuken pannenkoeken voor haar aan het maken is. En dus vieren we ook onze feesten. Hoe klein ook. Want je feesten moet je – net als het leven – vieren. Wijsheid van een veertiger. Of tip van Flip.
Terug naar november 2024.
‘Bas?’ De befaamde opgetrokken wenkbrauw kijkt me aan. ‘Ja?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Ik houd helemaal niet van zure bommen.’ Bas lacht. ‘Dat weet ik, Chris.’ Natuurlijk weet hij dat. ‘Maar als we ‘m samen weghappen, gooien we dat ding op het hakblok en knallen ‘m door de burgersaus. Is het net iets beter weg te snavelen.’ En zo is het.