-en waarom omdenken ook denken is-
Max’ vriendinnetje Louise kijkt me wijsneuzerig aan. Met haar wijsvinger wrijft ze over de letters op mijn pols. Ik lach. ‘Ja, terrorkabouter, dat weet ik.’ Ik doe mijn best om haar streng aan te kijken. En faal jammerlijk.
‘IK BEN GEEN KABOUTER.’ Ik maak intern een aantekening dat ze de toevoeging ’terror’ niet ontkent. ‘Max! Max! Jouw mama noemt me een kabouter!’. Vanuit mijn ooghoek zie ik de roodharige kanonskogel op me af rennen. Vanuit de richting klimrek. Verrassend genoeg. ‘AANVALLEN!’, hoor ik secondes voordat een van de twee terrorkabouters op mijn rug springt en ik de ander haar vuistjes in mijn buik voel planten. Punten. Assertieve dames. Essentieel in deze maatschappij.
‘Uh, mam?’ Ik worstel de twee klauterkabouters van me af en draai me om. ‘Hi, lief.’ Quint kijkt naar de twee dames die ervoor gekozen hebben om dan maar mijn benen te grazen te nemen. En stelt vast dat dit volkomen binnen het normale is. ‘Kan ik spelen?’. Zijn favoriet gamemaat staat al naast hem. Ik kan voorspellen hoe de middag gaat: buitenspelen, potje schaak en een Mario Kart marathon. Ik heb ze al meerdere malen voorgesteld om in bomen te klimmen en een voetbal tegen mijn garageramen te trappen, maar nee, kwajongensstreken zitten er voor de heren niet in. Ik geef mezelf punten voor het proberen. ‘Yup.’, antwoord ik. ‘Dat kan. Helpen jullie me even om deze kleuters van me af te worstelen?’
‘WIJ ZIJN GEEN KLEUTERS!’ klinkt het in koor. Quint en zijn vriendje gaan in de aanval en nemen de twee stuiterballen in een originele houtgreep. Ah, de lessen schooljudo worden in de praktijk gebracht. ‘Wie wil er een kaasstengel?’ Battles pickend bedenk ik dat ik de rust weer in de taxi krijg door er wat koolhydraten in te fietsen. ‘Ik!’ ‘Ik!’ ‘Ik!’ ‘Ikke!’ Ik geef mezelf een spreekwoordelijk schouderklopje. On y va.
Een uur of twee later zit het viertal met ieder een bakje zoute knabbels op de bank een filmpje te kijken. Ja, ik ben die moeder. ‘Ik heb dorst.’, deelt Max droog mee. Haar ogen strak op het scherm. De opmerking ‘glazen staan in de kast’ slik ik in, maak de e-mail waar ik aan zat te werken af en loop naar de keuken om vier glazen met water te vullen en vervolgens naar de goegemeente te brengen. Die battles, ik weet ze te picken.
‘Alsjeblieft.’ Het laatste glas water zet ik naast Quint neer. ‘Waarom noemde je Max en Louise terrorkleuters?’. Out of the blue. Aandacht nog steeds vol op Bear Grylls die over het scherm springt.
‘Louise is een wijsneus.’ Ik zie direct mijn fout. ‘IK BEN GEEN WIJSNEUS!’ Ik kijk de bijdehante groep 3-er aan. ‘Ik zei alleen maar dat je die tatoeage er niet af kan poetsen. Dat zegt mama.’ Mompelend en ogen op de tv. Bear Grylls en de zeehondenhuid die hij als wetsuit inzet zijn interessanter.
‘Maar je vindt die tatoeage toch mooi?’ Quint wijst naar de letters en schelp op mijn pols. De initialen van Quint en Max en een jakobsschelpje. ‘Yup. Ik vind ze mooi.’ ‘En het is toch jouw lichaam?’ Ik knik. ‘Klopt, lief.’ Quint kijkt me aan en haalt zijn schouders op. En focust vervolgens zijn blik op Louise. ‘En je mag zelf weten wat je met jouw lichaam doet. Ik heb lang haar. En mama zegt altijd dat ik dat zelf mag weten.’ Fronsrimpeltje tussen de wenkbrauwtjes zie ik Louise nadenken. ‘Ik vind jouw haar mooi.’ Tactische opmerking. Ze pakt mijn pols om met haar vingertje over het schelpje te wrijven, om deze vervolgens weer los te laten. Aandacht vol op Bear Grylls.
Ik draai me om om weer achter mijn laptop te schuiven. En de berg e-mails te lijf te gaan. ‘Ik wil een tatoeage van een eenhoorn.’ Max. Ik draai me om. ‘Niet voordat je achttien bent.’ Voordat ze reageert begin ik al te lachen. ‘Nouhou, maham, dat is niet eerlijk! Ik ben al een groot kind!’ Ik kan de schaterlach net inslikken.
‘Nee, Max.’, zegt Quint droog met een glimlachje om zijn mond en een twinkeling in zijn ogen, ‘je bent geen groot kind, je bent een terrorkleuter.’
Er ligt een groot kleed op de vloer. De bank is zacht. De kussens ook. Ik durf er vanuit te gaan dat er met die veldslag die binnen een seconde of wat uitbreekt geen risico is op enig ernstig letsel. En dus loop ik mijn battles wederom pickend naar mijn laptop.